Pages Menu
Categories Menu

Posted by on aug 16, 2022

Gelezen: Menno van Doorn, Sander Duivestein, Thijs Pepping – Echt Nep

Gelezen: Menno van Doorn, Sander Duivestein, Thijs Pepping – Echt Nep

Echt Nep (Bot Uitgevers, 2022) van auteurs Menno van Doorn, Sander Duivestein en Thijs Pepping heeft als ondertitel ‘spelen met de realiteit in tijden van AI, deepfakes en de metaverse’. Het is opgehangen aan het beantwoorden van vier vragen: Verdwijnt het verschil tussen ‘echt’ en ‘nep’? Waarom verliezen feiten het van fictie? Hoe worden synthetische media gebruikt om nieuwe verhalen te vertellen? En tot slot Hoe herstellen we onze relatie met de realiteit?

De auteurs stellen dat we post-realiteitswezens zijn: we geven de werkelijkheid altijd zo vorm zodat deze voor ons te behapstukken is. Hierbij introduceren ze het principe van de spelende mens, Homo Ludens. Het spelen met de werkelijkheid maakt het onderscheid tussen nep en echt diffuus, ook omdat de technologie bijdraagt aan het spelen van het spel .

De kracht van verhalen speelt hierin een leidende rol. Dit verklaart bijvoorbeeld ook het ‘succes’ van desinformatie en complottheorieën. Dat technologie ons nu in staat stelt om deze verhalen steeds beter zelf te construeren is onderdeel van de kracht. Oneens ben ik met de auteurs als zij stellen dat we het gevaar hiervan overschatten, omdat de geschiedenis heeft geleerd dat er altijd sprake is van een tegenmacht.

Het is die overtuiging, gecombineerd met de grote opsomming van (economisch) succesvolle voorbeelden binnen het veld van NFT’s, cryptovaluta’s en AI’s, dat ik af en toe afhaakte. Wat is eigenlijk de positie van de auteurs? Zijn het enkel verstokte techoptimisten? Het vermogen om te kunnen spelen is een prachtig uitgangspunt, maar wat betekent dit voor mensen die hiertoe om allerlei redenen niet in staat zijn? Het aanhalen van Marc Andreessen, met diens belofte dat “de metaverse iedereen gelijke kansen biedt om de tekortkomingen van de fysieke realiteit te overwinnen”, omdat “iedereen immers de instrumenten krijg om zijn eigen werkelijkheid en eigen verhaal te creëren” klinkt als een klassiek technologisch-deterministisch uitgangspunt.

Ook op andere plekken in Echt Nep wordt, al dan niet tussen de regels door, de suggestie gewekt dat we er spelenderwijs wel achter komen hoe één ander in zijn werk gaat. De realiteit (…) is natuurlijk ook een andere. De AI-, deepfakes- en metaversetrein dendert door, maar hoe zorgen we ervoor dat iedereen ook kan instappen?

Het aanhalen van George Monbiot, bedenker van het herstelverhaal, is voor mij daarmee de grootste eye-opener van het boek. Hij stelt dat de capaciteit tot samenwerken en goed doen de onderscheidende kracht van mensen is. Wanneer dit het vertrekpunt voor het construeren voor een antwoord op het neoliberalisme is, met als uitgangspunten de commons en waarden als verbondenheid en gemeenschap, is er hoop. En dan niet alleen als antwoord op het economische model, maar vooral op de maatschappelijke implicaties.

nb. Noem het een persoonlijke tic, maar ik wordt altijd ontzettend afgeleid door spatiefouten. Dat maakte het lezen van Echt Nep bij tijd en wijle een opgave, want het aantal spatiefouten in ontstellend hoog. “Op aan sprak”, “fact checking afdelingen”, “hoe zeer”, “samen spannen en samen werken”. Het is maar het het topje van de ijsberg. Een eindredactieslag is een aanrader.

Read More

Posted by on aug 15, 2022

Gelezen: Tim Verheyden – Het Had Waar Kunnen Zijn, Jaron Harambam – The Truth Is Out There

Gelezen: Tim Verheyden – Het Had Waar Kunnen Zijn, Jaron Harambam – The Truth Is Out There

Het grootste gevaar is dat je gelooft dat jij, en alleen jij, weet hoe alles in zijn werk gaat. Alleen complotdenkers weten absoluut zeker hoe de vork in de steel zit”, aldus Tim Verheyden in Het Had Waar Kunnen Zijn (Pelckmans, 2022). Verheyden, journalist bij de VRT, plaatst deze overtuiging naast het ‘koesteren van de onzekerheid’ dat hij ziet als een onmiskenbare eigenschap van journalisten en wetenschappers.

In zijn uiterst leesbare boek, dat af en toe voelt als een serie gebundelde essays, valt vooral op hoe hij voortdurend op zoek is naar evenwicht tussen op het uitgaan van feiten en journalistieke integriteit en het kritisch beschouwen van bijvoorbeeld overheidsbesluiten rondom de corona-aanpak. Zo plaatst hij vraagtekens bij de absolute noodzaak van de invoering van het Corona Safe Ticket en vindt hij dat journalisten vaker hadden moeten zeggen het ook niet allemaal zeker te weten, zeker bij aanvang van de crisis. Hij trekt echter wel een duidelijke lijn tussen op een specifiek terrein deskundige en gewaardeerde wetenschappers en eenieder die ook vindt op een bepaald terrein iets te zeggen te hebben. Het verwijt aan de publieke omroep dat het tegengeluid te weinig een podium krijgt (waarvoor hij best wel ontvankelijk is) is voor Verheyden bijvoorbeeld nog geen reden om beide tegenpolen een debat te laten voeren. Voor Verheyden heeft een wetenschapper meer recht van spreken als het een terrein betreft waarop hij/zij deskundig is.

In The Truth Is Out There (Volt, 2021) krijgen complotdenkers (of, in de woorden van samensteller Jaron Harambam, waarheidszoekers) dat podium wel. In 18 hoofdstukken, elk opgebouwd rondom een bekend complot, wordt de officiële lezing kort door Harambam uiteengezet, volgt dan een biografische tekst van de waarheidszoeker in kwestie en krijgt de waarheidszoeker tot slot zelf het woord. Alle hoofdstukken zijn voorzien van mooie foto’s en illustraties, wat leidt tot een laagdrempelig visueel verhalenboek. Op die manier komen uiteenlopende complottheorieën rondom bijvoorbeeld 9/11, graancirkels, big pharma en natuurlijk corona aan bod. In het boek lopen daarmee wel klassieke complottheorieën en het nieuwe complotdenken door elkaar heen. Verheyden haalt in ‘Het Had Waar Kunnen Zijn’ terecht de New Conspiracism-benadering van Muirhead en Rosenblum aan om het onderscheid tussen beide scherp neer te zetten. In het boek van Harambam wordt dat onderscheid onbesproken gelaten, wat maakt dat je lang niet alle waarheidszoekers serieus kunt nemen.

Read More

Posted by on mei 18, 2020

Digital inclusion, or why libraries should embrace privacy-friendly video calling services

Digital inclusion, or why libraries should embrace privacy-friendly video calling services

Video calling with Zoom? The service has to repair so much in order to be considered a privacy-friendly and safe video calling option that there is almost no beginning. New York City has banned Zoom from its schools, the Dutch Ministry of Defense prohibits use and the American government is also hesitant. Security expert Bruce Schneier writes in his article Security and Privacy Implications of Zoom:

“Zoom is a security and privacy disaster, but until now had managed to avoid public accountability because it was relatively obscure. Now that it’s in the spotlight, it’s all coming out. (Their 4/1 response to all of this is here.) On 4/2, the company said it would freeze all feature development and focus on security and privacy. Let’s see if that’s anything more than a PR move.”

If the inventor of surveillance capitalism seizes the opportunity to fill in the gap then you’re out of the game. And even Facebook tries to get a bite. To be honest, Zoom has worked on the shortcomings since. Even Schneier compliments them for that.

But frankly, that cleans up nicely, because it’s a choice less in determining a video calling service that does deserve to get positive attention. And one that fits the image of public libraries, especially since many libraries hardly seem to be concerned with this topic. And that is remarkable, because video calling has quickly become our second nature of communication, with all the additional questions and challenges that this entails. A solid informative function from libraries fits in with this, certainly based on the broadly embraced principle of digital inclusion.

Digital inclusion

Libraries, together with other social and private partners, have put the topic of digital inclusion high on the agenda. This means that citizens are enabled to participate as much as possible in the digital society. Practically this for example concerns support in accessing digital public services. From the Dutch Letter to Parliament on Digital Inclusion:

In the Netherlands, we are increasingly communicating digitally. This has a major impact on everyone’s life. Technology can prepare our country for the future. It offers opportunities. But for many people, developments are moving very fast. We have to take this into account. We will ensure that everyone can participate in the digital society. Also the people who need extra help.

However, at the time of adopting the concept of digital inclusion, we could not foresee the impact of the corona crisis on digital participation in a much broader sense than just access to digital government. Everyone is suddenly forced to move online to have a bit of sense of participation. The convenience of digital services is extremely important in this. However, that all too easily means that other topics, such as privacy and security, whether you like it or not, simply are deemed less important.

Acknowledging this, libraries can play a positive and distinctive role. Real effective digital inclusivity, with video calling as a current, but also permanent pilar, means that all elements of video calling services should be assessed, propagated and perhaps even facilitated.

Assessment

But what services are there and what are their pros and cons? Fortunately, an inventory has already been made by countless reliable parties. Libraries can have a close look at the results and make them their own. No overview is complete, but you quickly get a picture of the most important players. For example, take a look at this report from the Autoriteit Persoonsgegevens (Dutch Data Protection Authority).

Mozilla also made an overview, headed *privacy not included.

Because we were all thrown into the deep, everyone had to make a choice for services to use. For some, it was easier than for others, but I think it’s safe to assume that a tool’s functionality was at the top for almost everyone: it just has to work and not being too difficult.

On the one hand that means that you easily choose for something you already know, for example Whatsapp, Facebook Messenger or Facetime. For professional use this becomes a bit more difficult and you see that tools with a lot of marketing power (Zoom), or tools from well-known companies, or services from providers for which you already pay (Google Meet, Microsoft Teams) are the easiest to adopt to. That is also understandable, but maybe not always the best reasons to make a decision.

Functionality vs library values

It is crystal clear that a video calling service first of all should work and preferably shouldn’t be too complicated. Importanty however is that it must also meet a number of requirements that have nothing to do with functionality, but that do fit the image of the public library. Being privacy friendly is high on the list, as is security, preferably a non-commercial character and the possibility to manage the tool itself (which often means that it is also open-source, which is also an advantage). In short, I ask myself the question:

Which tool do I proudly use in the library and also deserves recognition towards colleagues and the public?

An inspiration for tools that I would use myself, because they meet the question above, I find at Waag Society. They have made an inventory of tools that they have brought together according to the following reasoning:

“The Netherlands works at home, so we were looking for good solutions to continue working together. However, with many technologies we use, we notice that something is wrong: we are being tracked and our data is being misused and traded. At Waag we want fair alternatives and we research open, safe and fair tools. We call these technologies the Public Stack: a stack of technologies that values people, society and the world as central values – and not the shareholder.”

So there’s more to a service than functionality. I believe that libraries also have an external responsibility: to what extent do we inform the public about which video calling services are recommended from a library perspective? And don’t we have an extra responsibility when it comes to less digitally skilled citizens? For me it goes without saying that we definitely have an assignment to fulfill, because otherwise some of us aren’t able to participate.

Our daily library practice is not too positive

Asking yourself the above question seems obvious, but unfortunately it is not. Although libraries increasingly seem to make choices for tools for their own use (regardless of whether these are sensible ones), there is actually no message to patrons. Also the National Library also has no policy or advice which services to use. A question I asked them at the beginning of the crisis to take a stance and host a Jitsi Server could initially count on enthusiasm, but in the end turned out not to be a priority. The roll-out of other digital services was deemed more important. Of course I cannot say much about those internal choices, except that I thought and think it was a missed opportunity.

A quick scan of Dutch library websites also shows that there isn’t much to be found about this subject. On some library websites a reference is made to Seniorweb’s (volunteer organization to help people understanding the digital world) offer of Thuis Online (HomeOnline). However, that does not go much further than advising well-known consumer services such as Whatsapp, Facetime, Zoom and Skype. If I’m asking myself the question above, my answer is a resounding “No“.

Which video calling service should libraries embrace?

This blog post is about video calling services: applications to communicate with individual or limited groups of colleagues or patrons. This means that applications for providing webinars are not specifically mentioned.

In a blog post on the Fers website I wrote about our positive experiences with Jitsi. This service is also praised in many other places, for example by Bits of Freedom and the Dutch Consumers’ Association. At Fers we are currently investigating whether we can provide our own Jitsi server. It is expected this will have a positive effect on the occasionally unstable connection when you depend on the official Jitsi server.

A few weeks ago I participated in a webinar from Waag Society, hosted on their own Jitsi server. Fot the duration of two hours 40 people at the same time took part without any issues. So that is positive. In the meantime, you can use Jitsi via Dutch servers here. Marcus Bergsma wrote a manual (Dutch) if you want to get started.

A tool that is gaining fame is BigBlueButton. Unlike Jitsi, this tool is much more than just a video calling service (it is designed for educational use), but like Jitsi, it can be managed independently. This also applies to the well-rated services Nextcloud Talk and Riot. And to experience that open source isn’t scary, try using Signal (and to get started ask a few colleagues to join you) instead of Whatsapp. It works the same, but is safe and privacy-friendly.

And which video calling service shouldn’t be?

If you take a closer look at the whole set of features of video calling services, and broaden them with core library values, a tool like Zoom easily can be ignored. Feel free to use it for yourself if you want, but using it as a library, and thus promoting it, simply does not fit. I would also not be approaching users with services that charge a premium for extra functionality, such as Whereby (which scores well on elements such as privacy and security).

Onwards to true digital inclusion

Video calling has become indispensable and therefore an important part of a digitally inclusive society. The aforementioned Letter to Parliament on Digital Inclusion is subtitled “everyone should be able to participate“. The British Good Things Foundation, whose approach to a Britsh Digital Agenda inspired the Dutch Parliament Letter, very recently published an already updated vision: A new manifesto for digital inclusion. For me, this is the core element:

“This is where digital intersects with community. The overriding reasons people give for their digital exclusion reflect poverty – they can’t afford a device or connectivity – but are also strongly based on motivation. Lack of interest and fear of harm are at the top of the list. So widening access to technology can only happen if these barriers are addressed.”

Therefore the challenge is to remove disinterest for the digital world. This is not made easier by an increasing and well-founded fear of internet crime, with phishing, data breaches and fake news & disinformation as important topics. The manifesto then continues with a direct invitation to libraries, which also ties in with Doug Belshaw’s individual approach in his Essential Elements of Digital Literacies:

“Only by building trust, and finding the way digital can be relevant for that person at that time, can you build the confidence to start learning digital skills. And this is the special skill and passion of special people in our communities: those who work in community organisations, from small charities and libraries to social enterprises and housing associations.”

Getting started: collecting and disseminating knowledge

The need for an increase in knowledge is substantiated in Alert Online’s Cyber Security Survey 2019, in which the researchers advise that only investing in knowledge helps making citizens more digitally resilient. That is a wonderful and necessary step for libraries to take and which we must make our own. This means however that we have to start with ourselves. However, that, starting with ourselves, there is work to be done. Let the need for secure video calling services be the best motivation we can wish for.


Original article in Dutch here.

Afbeelding: Mario A. P. Flickr via Compfightcc

Read More

Posted by on mei 17, 2020

Digital inclusion, or why libraries should embrace privacy-friendly video calling services

Digitale inclusie, of waarom bibliotheken privacyvriendelijk videobellen moeten omarmen

Videobellen met Zoom? Inmiddels moet die dienst zóveel repareren om door te kunnen gaan voor een privacyvriendelijke en veilige videobeloptie dat er bijna geen redden meer aan is. Nederlandse scholen doen het in de ban, het Ministerie van Defensie verbiedt gebruik en ook de Amerikaanse overheid is huiverig. Veiligheidsexpert Bruce Schneier in zijn artikel Security and Privacy Implications of Zoom:

“Zoom is een ramp op het gebied van beveiliging en privacy, maar was er tot nu toe in geslaagd openbare verantwoording te ontlopen, omdat het relatief obscuur was. Nu het in de schijnwerpers staat, komt het allemaal naar buiten. Op 4 april zei het bedrijf dat het alle doorontwikkeling van functies zou blokkeren en zich zou concentreren op beveiliging en privacy. Laten we eens kijken of dat meer is dan een PR-verhaal.”

Als dan zelfs de uitvinder van surveillancekapitalisme in het gat springt dat Zoom heeft laten liggen, dan ben je feitelijk uitgespeeld. En dan zaagt Facebook ook nog aan Zoom’s stoelpoten. De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat Zoom sindsdien heeft gewerkt aan de tekortkomingen. Dat kan ook op complimenten van Schneier rekenen.

Maar eerlijk gezegd ruimt dat lekker op, want het is een keuzemogelijkheid minder bij het bepalen van een videobeldiensten die het wel verdienen om positieve aandacht te krijgen. En die passen bij het imago van openbare bibliotheken, temeer daar veel bibliotheken zich nauwelijks lijken bezig te houden met dit onderwerp. En dat is opmerkelijk, omdat videobellen binnen mum van tijd onze tweede natuur van communiceren is geworden, met alle bijkomende vragen en uitdagingen van dien. Daarbij past een gedegen informatiefunctie vanuit de bibliotheken, zeker vanuit het breed omarmde principe van digitale inclusie.

Digitale inclusie

Bibliotheken hebben, samen met andere maatschappelijke en private partijen, het onderwerp digitale inclusie hoog op de agenda gezet. Dat betekent dat zij burgers in staat stellen om zoveel mogelijk mee te kunnen doen in de digitale samenleving. In de praktijk gaat het dan bijvoorbeeld om ondersteuning bij het toegang krijgen tot digitale overheidsdiensten. Uit de Kamerbrief Digitale Inclusie:

We communiceren in Nederland steeds meer digitaal. Dat heeft een grote invloed op het leven van iedereen. Technologie kan ons land klaarmaken voor de toekomst. Het biedt kansen. Maar voor veel mensen gaan de ontwikkelingen erg snel. Daar moeten we rekening mee houden. We gaan ervoor zorgen dat iedereen mee kan doen in de digitale samenleving. Ook de mensen die extra hulp nodig hebben.

Wat we ten tijde van het adopteren van het begrip digitale inclusie echter niet konden voorzien was de invloed die de coronacrisis heeft op het digitaal meedoen in veel bredere zin dan alleen toegang tot de digitale overheid. Iedereen is ineens gedwongen om zich online te kunnen bewegen om nog een beetje een gevoel van meedoen te hebben. Dat het gemak van diensten daarbij ontzettend belangrijk is staat voorop. Dat betekent echter maar al te gemakkelijk dat andere onderwerpen, bijvoorbeeld privacy, of je het nu wil of niet, eenvoudig op het tweede plan terechtkomen.

Met die wetenschap kunnen bibliotheken een positieve rol spelen. Daadwerkelijke digitale inclusiviteit, met videobellen als actuele, maar zeker ook blijvende vooruitgeschoven post, betekent namelijk dat het geheel van eigenschappen van videobeldiensten geïnventariseerd, uitgedragen en wellicht zelfs gefaciliteerd zou moeten worden.

Inventarisatie

Maar welke diensten zijn er dan en wat zijn hun voors en tegens? Het inventariseren daarvan is gelukkig al gedaan door talloze betrouwbare partijen. Bibliotheken kunnen zich de resultaten van deze inventarisaties eigen maken. Geen één overzicht is overigens compleet, maar je krijgt al wel snel een beeld de meest voorname spelers. Bekijk bijvoorbeeld de Keuzehulp privacy bij videobel-apps van de Autoriteit Persoonsgegevens.

Naast de keuzehulp van de Autoriteit Persoonsgevens maakte Kennisnet onlangs ook een inventarisatie, specifiek gericht op het onderwijs: Videochat-programma inzetten? Tips voor een goede aanpak. Onder de noemer *privacy niet inbegrepen maakte ook Mozilla een overzicht.

Doordat we met z’n allen in het diepe zijn gegooid moest iedereen halsoverkop een keuze voor een te gebruiken tool maken. Voor de één was dat gemakkelijker dan de ander, maar ik denk dat het veilige aanname is dat de functionaliteit van een tool voor bijna iedereen bovenaan stond: iets met het gewoon doen en niet te moeilijk zijn.

Enerzijds betekent dat logischerwijs dat je kiest voor iets dat je al kent, bijvoorbeeld Whatsapp, Facebook Messenger of Facetime. Voor professioneel gebruik wordt dat al wat lastiger en daar zie je dat tools die met veel marketingpower worden ondersteund (Zoom), of tools van bekende bedrijven, of diensten van aanbieders waarvoor je al betaalt (Google Meet, Microsoft Teams) het eenvoudigst geadopteerd worden. Ook dat is begrijpelijk, maar of het altijd het verstandigst is..

Functionaliteit vs kernwaarden bibliotheek

Het is glashelder dat een videobeltool moet werken en het liefst niet ingewikkeld is. Naast dat gebruiksgemak moet hij echter ook voldoen aan een aantal eisen die met functionaliteit niets van doen hebben, maar die wel passen bij het imago van de openbare bibliotheek. Privacyvriendelijkheid staat daarbij hoog op het lijstje, evenals veiligheid, een liefst niet-commercieel karakter én de mogelijkheid de tool zelf te beheren (wat vaak betekent dat deze ook open-source is, ook een pré). Ik stel me daarbij kortom de vraag:

Welke tool gebruik ik met trots in de bibliotheek en draag ik ook graag uit richting collega’s en het publiek?

Een inspiratie voor tools die ikzelf zou gebruiken omdat ze voldoen aan bovenstaande vraag vind ik onder andere bij Waag Society. Zij hebben een inventarisatie gemaakt van tools die zij volgens onderstaande redenering hebben samengebracht:

“Nederland werkt thuis, en dus zochten wij naar goede oplossingen om samen te kunnen blijven werken. Echter, bij veel technologieën die we gebruiken merken we dat er iets mis is: we worden getracked en onze data wordt misbruikt en verhandeld. Bij Waag willen we eerlijke alternatieven en doen we onderzoek naar open, veilige en eerlijke tools. Deze technologieën noemen we de Public Stack: een stapel van technologieën die de mens, de samenleving en de wereld als centrale waarden hanteert – en niet de aandeelhouder.”

Bij gebruiken alleen blijft het dus niet. Ik vind dat bibliotheken vanuit hun informatiefunctie ook een verantwoordelijkheid naar buiten toe hebben: in hoeverre informeren wij het publiek over welke videobeltools vanuit bibliotheekperspectief aan te raden zijn? En hebben we juist niet een extra verantwoordelijkheid wanneer het digitaal minder vaardige mensen betreft? Wanneer je die laatste lijn doortrekt spreekt het voor zich om zéker voor hen een duidelijke positie in te nemen, want wanneer we het hebben over mensen laten meedoen ontkom je daar gewoon niet aan.

De dagelijkse praktijk stemt niet positief

Jezelf bovenstaande vraag stellen lijkt voor de hand liggend, maar dat is het helaas niet. Bibliotheken lijken voor hun eigen gebruik weliswaar steeds meer een afgewogen keuze te maken (even los van de vraag of dat verstandige keuzes zijn), maar richting gebruikers wordt er eigenlijk geen signaal afgegeven. Ook vanuit de KB is er geen beleid of advisering over te gebruiken tools. Een vraag die ik aan het begin van de crisis bij hen neerlegde kon aanvankelijk wel op enthousiasme rekenen, maar uiteindelijk bleek het toch geen prioriteit te hebben. Die lag namelijk bij de uitrol van andere diensten. Over die interne keuze kan ik natuurlijk niet veel zeggen, behalve dat ik het een gemiste kans vond en vind.

Een snelle scan langs bibliotheekwebsites door het hele land leert dat er ‘bij ons’ bar weinig over dit onderwerp is te vinden. Op de websites van een aantal bibliotheken wordt wel verwezen naar het aanbod van Thuis Online van Seniorweb. Dat gaat echter niet veel verder dan het adviseren van bekende consumentendiensten als Whatsapp, Facetime, Zoom en Skype. Als ik daarop mijn bovenstaande vraag zou loslaten is mijn antwoord een volmondig “Nee“.

Welke videobeltool zouden bibliotheken moeten omarmen?

Deze blogpost gaat over videobellen, een toepassing om met beperkte groepen collega’s of bezoekers te kunnen communiceren. Dat betekent dat bijvoorbeeld applicaties om webinars mee te verzorgen hier niet specifiek benoemd worden.

In een blog op de website van Fers schreef ik over onze positieve ervaringen met Jitsi. Ook op veel andere plekken wordt deze tool geprezen, bijvoorbeeld door Bits of Freedom en de Consumentenbond. Momenteel onderzoeken we bij Fers of we een eigen server van Jitsi kunnen voorzien. Dat zou naar verwachting een positief effect moeten hebben op de af en toe instabiele verbinding wanneer je afhankelijk bent van de officiële Jitsi-server.

Enkele weken geleden nam ik deel aan een webinar van Waag, gehost op hun eigen Jitsi-server en daaraan namen gedurende twee uur gelijktijd 40 personen probleemloos deel. Dat stemt dus positief. In de tussentijd kan je voor gebruik van Jitsi via Nederlandse servers hier terecht. Marcus Bergsma schreef een handleiding als je aan de slag wil.

Een tool die aan bekendheid wint is BigBlueButton. In tegenstelling tot Jitsi is deze tool veel meer dan alleen een videobeldienst (ze is ontworpen voor gebruik in het onderwijs), maar is evenals Jitsi zelfstandig te beheren. Dat geldt ook voor de goed beoordeelde diensten Nextcloud Talk en Riot. En om te ervaren dat open source niet eng is: probeer Signal eens te gebruiken (en vraag een paar collega’s om met je mee te doen) in plaats van Whatsapp. Werkt hetzelfde, maar veilig en privacyvriendelijk.

En welke videobeltool niet?

Wanneer je het geheel van eigenschappen van videobeldiensten onder de loep neemt en deze verbreedt met de kernwaarden van het bibliotheekwerk valt een tool als Zoom sowieso af. Gebruik het lekker voor jezelf als je dat wil, of schik je als het niet anders kan, maar het als bibliotheek inzetten en daarmee ook promoten past eenvoudigweg niet. Misschien als goed voorbeeld: voor gebruik in het onderwijs raadt Kennisnet het gebruik van Zoom af. Richting gebruikers zou ik ook niet aankomen met diensten die een premiumbedrag vragen voor extra functionaliteit, zoals bijvoorbeeld Whereby (dat overigens prima scoort op elementen als privacy en veiligheid).

Op naar echte digitale inclusie

Videobellen is onmisbaar geworden en daarmee een belangrijk onderdeel van een digitaal inclusieve samenleving. De voornoemde Kamerbrief Digitale Inclusie heeft als ondertitel “iedereen moet kunnen meedoen“. De Good Things Foundation, wiens aanpak voor de Digital Agenda een inspiratie voor de Nederland Kamerbrief vormde, publiceerde zeer recent een alweer bijgewerkte visie: A new manifesto for digital inclusion. Voor mij is dit het kernelement daarvan:

“Dit is waar de begrippen digitaal en community elkaar kruisen. De voornaamste redenen die mensen aangeven voor hun digitale exclusie zijn armoede (men kan zich geen apparaat of snelle internetverbinding veroorloven) en een gebrek aan motivatie. Desinteresse en angst voor internetcriminaliteit staan dan bovenaan de lijst. Verbreding van de toegang tot technologie kan dus alleen plaatsvinden als deze belemmeringen worden weggenomen.”

De uitdaging is dus om desinteresse voor de digitale wereld weg te nemen. Dat wordt niet eenvoudiger gemaakt door een toenemende en gegronde angst voor internetcriminaliteit, met phishing, datalekken en nepnieuws als belangrijke onderwerpen. Het New manifesto for digital inclusion vervolgt dan met een directe uitnodiging voor bibliotheken, die ook nog eens aansluit op de individuele benadering van Doug Belshaw in diens Essential Elements of Digital Literacies:

“Alleen door vertrouwen op te bouwen en de juiste manier te vinden waarop “digitaal zijn” relevant is voor een bepaalde persoon, kan je een goede start maken met het aanleren van digitale skills. En dit is de speciale vaardigheid en passie van speciale mensen in onze communities: degenen die werken in maatschappelijke organisaties, van kleine goede doelen en bibliotheken tot sociale ondernemingen en woningcorporaties.”

Aan de slag: kennis verzamelen en uitdragen

De behoefte aan een toename in kennis wordt gestaafd in het Cybersecurityonderzoek 2019 van Alert Online, waarin de onderzoekers adviseren dat alleen investeren in kennis helpt bij het digitaal weerbaarder maken van burgers. Dat is een prachtige én noodzakelijke stap voor bibliotheken om te nemen en die we ons eigen moeten maken. Dat daarvoor, te beginnen bij onszelf, werk aan de winkel is staat echter als een paal boven water. Laat de noodzaak voor veilige videobeltools daarvoor nu een prachtige stok achter de deur zijn.


English version of this blog post here: Digital inclusion, or why libraries should embrace privacy-friendly video calling services

Afbeelding: Mario A. P. Flickr via Compfightcc

Read More

Posted by on nov 28, 2019

Aral Balkan about the future of internet regulation

Great and highly energetic talk by internet activist Aral Balkan about the future of internet regulation at an European Parliament meeting organised by the greens. He is talking about the negative aspects of surveillance capitalism, Facebook, Google & the centralised services against the need and support for small tech & a more distributed web.

I imagined an audience of library directors and librarians instead of Parliament members..! Because which position do we have in this very relevant discussion, which is not exclusively about technology, but essentially about democracy and basic human values? Therefore highly recommended for anyone who is interested in digital literacy and its meaning for personal empowerment.

Read More

Posted by on apr 17, 2019

TED Talk van Carole Cadwalladr over de kwalijke rol van Facebook in Brexit

TED Talk van Carole Cadwalladr over de kwalijke rol van Facebook in Brexit

Observer-journaliste Carole Cadwalladr doet in deze TED Talk een klemmend beroep op het etisch bewustzijn van Facebook, Google, Twitter en Silicon Valley in het algemeen. “Jullie technologie is fantastisch, maar besef dat deze nu ook wordt gebruikt om mensen uit elkaar te drijven.

Read More

Pin It on Pinterest