Pages Menu
Categories Menu

Posted by on dec 14, 2021

Welke kant van ‘influencing’ kiest de bibliotheek?

Welke kant van ‘influencing’ kiest de bibliotheek?

Het is een nieuw fenomeen op het gebied van sociale media, waarbij superenthousiaste jongeren boeken promoten via TikTok en Instagram […] en verkennen we hoe bibliotheken hiermee aan de slag kunnen.

De uitnodiging op de website van de Koninklijke Bibliotheek voor een webinar over bookfluencen (9 december jl.) was ronkend. Begrijpelijk, want leesbevordering is belangrijk en een speerpunt van bibliotheken. Een ander speerpunt waaraan echter voorbij wordt gegaan is aandacht voor digitale weerbaarheid. De werking van de platforms Instagram en TikTok wordt vanuit dat weerbaarheidsperspectief niet primair benaderd vanuit marketingwaarde, maar vanuit het oogpunt van (onbewuste) beïnvloeding. Het begrip influencing krijgt dan een volstrekt andere betekenis.

Het belang van de dialoog

Fers is partner in het project What The Future Wants van Tactical Technology. In dit project, dat wordt uitgevoerd in verschillende Europese landen, wordt jongeren gevraagd hoe zij tegen technologie en digitalisering aankijken en hoe, wat hen betreft, de toekomst daarvan eruitziet. Het resultaat van deze dialogen wordt gevat in een tentoonstelling en een boek. De tentoonstelling, geënt op laagdrempelige community-edities van The Glass Room-expo, kan door publieke instellingen aangeboden worden. Voor de Nederlandse editie tekent Fers voor de vertaling en coördinatie ervan. Het materiaal komt in het late voorjaar beschikbaar

De basis vormt dus een reeks gesprekken met jongeren. Eind september spraken Renze Tjoelker en ikzelf met een groep studenten van ROC Friese Poort. In twee dagdelen, waarvan de laatste in het decor van The Glass Room-expo in dbieb Leeuwarden, spraken we met hen over hun kijk op en gebruik van technologie, (onzichtbare) beïnvloeding en de samenhang tussen digitalisering en maatschappij. Uiteindelijk formuleerden ze ook hun wensen hoe dit digitaliserende wereld er wat hen betreft in 2031 uitziet. Het besluit om de sessies in het geheel op te nemen bleek een goede zet, want met het integrale gespreksverslag hebben we een prachtige weergave van de kijk op digitalisering door een geëngageerde groep studenten.

Het algoritme van TikTok

Wat de studenten het meest bezighield was de reportage How TikTok’s Algorithm Figures You Out van The Wall Street Journal. Dit filmpje over de effectiviteit TikTok’s algoritme kwam aan bod in de sessie over beïnvloeding. In z’n algemeenheid waren de studenten goed bekend met het businessmodel en de functie die het algoritme daarin speelt. Waarvan ze echter unaniem schrokken was hoe wéinig data TikTok nodig heeft om een gebruikersprofiel samen te stellen om vervolgens content ‘op maat’ te kunnen serveren. Dat passende profiel trekt de vaak nietsvermoedende gebruiker namelijk in een zelfversterkende filterbubbel.

Het gaat gewoon om de gegevens van de gebruiker“, aldus één van de studenten. “En dat vind ik persoonlijk wel het enge eraan. En dat zeggen ze in de reportage ook hè, van: het maakt helemaal niet uit of je nou een bepaalde hashtag toevoegt of een bepaalde interesse, want wij, TikTok, weten toch wel beter wat je leuk vindt.”

Het spreekwoordelijke venster waardoor je de wereld bekijkt, zoals Hans Schnitzler het mooi omschrijft, wordt bepaald door de algoritmes van de Instagrams, Facebooks en TikToks van deze wereld. In de eindreflectie die volgde na de twee sessies, kwam dit mooi terug. De vraag beantwoordend hoe de best mogelijke digitale toekomst eruit zou zien, ging onder andere over de werking van die algoritmes:

En wat ik niet zou willen, is dat er minder wordt voorspeld van wat de mens zou willen, maar dat je daar gewoon zelf de keuze in hebt. En dat dus die algoritmes die dat allemaal voorspellen, dat daar wat minder op gefocust wordt. Dat wordt veel te veel gebruikt om geld mee te maken, wat eigenlijk een beetje zonde is van de technologie. Want ja, we hebben dus nu eigenlijk technologie om vervolgens de eigen mensheid te manipuleren. En dat is dan wel weer jammer, eigenlijk.

Deelnemer aan workshops What The Future Wants

Tijd voor een disclaimer voor gebruikte social mediaplatforms

De wijze waarmee de studenten keken naar de toekomst van digitalisering en hun eigen rol daarin was er één waarvan we onder de indruk waren. Wat mij betreft is het ook een voorbeeld waarvan we kunnen leren. De oproep zoals de Koninklijke Bibliotheek die deed schiet mij wat dat betreft tekort. Ik zou verwachten dat, met de kennis van nu en de ambities van bibliotheken om publieke waarden te huldigen, er een wat gebalanceerder geluid naar buiten zou komen. Ja, het bereiken van doelgroepen is belangrijk, maar waar ligt de ethische grens in de toepassingen die je daarvoor inzet?

Ik zou er voorstander van zijn altijd een soort disclaimer mee te sturen: dit platform voldoet wel/deels/niet aan de publieke waarden van openbare bibliotheken. Het concept van de digitale spoelkeuken van PublicSpaces (waarvan de KB, ere wie ere toekomt, ook deel uitmaakt) is een methode om van te kunnen leren. Momenteel beperkt deze methodiek zich nog tot het kritisch bekijken van de gebruikte technologie, maar een verbreding richting de online diensten die we gebruiken zou ik graag zien. Het voeren van een interne dialoog in bibliotheken over nut en noodzaak van de aanpak is daarvoor wel raadzaam.

Datzelfde zou eigenlijk ook moeten gebeuren met onze doelgroepen, al ben ik er ook van overtuigd dat in het bewust kiezen (en daarmee ook laten vallen) van online diensten een opvoedkundig aspect zit. Waar gemeentes vrij kritiekloos Whatsappzones ondersteunen zou de bibliotheek andere keuzes moeten maken. Met de dialoogvorm van What The Future Wants hebben we een mooi concept liggen dat daarin kan voorzien.


Foto door Pixabay via Pexels

Read More

Posted by on dec 11, 2021

“Tikkie, jij bent af”: het verbodsprincipe van een digitaal rijbewijs of zwemdiploma

“Tikkie, jij bent af”: het verbodsprincipe van een digitaal rijbewijs of zwemdiploma

Breng die jongeman maar even hier“. Dat was de strenge boodschap die Heini ter Veen, de hoofdbadmeester van het zwembad waar ik zwemles had, aan mijn moeder gaf. Zij stond inmiddels voor het tweede seizoen bij het pierenbad waar ik leeftijdsgenoten één voor één naar het diepe zag gaan, maar ik niet mocht. Mijn rechterbeen zwabberde een beetje bij de schoolslag en volgens de jonge badmeester aldaar was dat voldoende om me daar te houden. Ik had geen idee wat ik fout deed, maar ja, als de badmeester het zegt.

Moederlief was er natuurlijk helemaal klaar mee, want ’s morgens vroeg blauwbekken bij het buitenbad was natuurlijk geen lolletje. Dat moet Ter Veen opgemerkt hebben: “Breng die jongeman maar even hier“. ‘Hier’ was het diepe bad. Ik denk dat m’n moeder zou denken dat ik verzoop, toen hij me, met de zwemhaak in de aanslag, opdroeg erin te springen. Dat ik vervolgens in no-time twee diploma’s op m’n zwembroek kon laten naaien zei alles over de daadkracht en persoonsgerichtheid van Ter Veen en niets over een zwabberbeen, waardoor ik volgens de letter van de zwemwet m’n hoofd niet boven water zou kunnen houden.

Van digitaalvaardig naar digitaalwaardig

Het principe van een zwemdiploma of rijbewijs doet ook haar opgang als het gaat om om het aantonen van digitale vaardigheden. Er is bijvoorbeeld al enkele jaren een Europees Computer Rijbewijs. Meer actueel is bijvoorbeeld een digitaal rijbewijs van de Gemeente Groningen en er wordt ook nagedacht over een nationaal cyberrijbewijs om jongeren te wapenen tegen cybercriminaliteit. Wat me echter verbaast, of sterker nog, zorgen baart, is het verbodsprincipe dat hangt aan zwemdiploma’s en rijbewijzen. Wanneer je zo’n bewijs niet bezit heb je geen recht om te zwemmen of auto te rijden. In die werelden ben je af. Willen we dat ook voor het betreden van het digitale domein? Dat roept namelijk levensgrote vragen op, bijvoorbeeld hoe je dat kunt handhaven. Of wie zo’n diploma zou moeten halen. En om welke vaardigheden het dan gaat. En wie dat bepaalt. En hoe je een voortdurende toetsing kunt nastreven om te blijven controleren of men wel meekomt in de complexe en dynamische digitaliserende samenleving. Zeker voor doelgroepen die basale hulp nodig hebben, omdat ze anders letterlijk en figuurlijk buitengesloten raken en het kan leiden tot grote problemen, is juist het wégnemen van drempels van belang.

Renze Tjoelker en ik schreven betoogden al eerder dat het nastreven van een systeem met bewijzen en diploma’s, vanwege het opwerpen van drempels, niet de juiste manier is. Digitaliseringsvraagstukken zijn daarnaast te divers en te veranderlijk om in een statisch bewijs te vangen. Eén en ander betekent allerminst dat je niets kan doen om bijvoorbeeld burgers die moeite hebben met digitalisering te helpen. Aan het opnemen van digitale geletterdheid in het onderwijs wordt gelukkig, zij het veel te laat en veel te langzaam, gewerkt. Maar is het een gekke gedachte dat de ambitie om gelijk van de kelder op zolder te willen springen (lees: het nastreven van volledig uitgewerkte doorgaande leerlijnen die worden uitgestort over overwerkte leerkrachten, in plaats van klein te beginnen, startend met expertisebevordering bij leerkrachten en doelgerichte en actuele lessen voor leerlingen) daar misschien mede de oorzaak van is? En klopt de insteek op primair digitale vaardigheden wel? Renze Tjoelker geeft terecht aan dat juist ook de aandacht voor morele vraagstukken rondom digitalisering belangrijk is. Je hebt het dan feitelijk over digitaal burgerschap en het opleiden van, zoals hij stelt, digitaalwaardige burgers.

Waarderen in plaats van beoordelen

Een doelgerichte en individuele aanpak, zoals hulp bij de IDO’s in bibliotheken, is een goed voorbeeld van hoe het ook kan. Het mooie daarvan is juist dat het een inclusieve en drempelloze benadering is. Heb je hulp nodig dan ben je welkom en word je geholpen. Daar is helemaal geen digitaal zwemdiploma voor nodig. Sterker nog: juist het ontbreken van zo’n toegangsbewijs is de kracht ervan. Wil je vervolgens nog wat extra’s leren? Dan ben je ook van harte welkom. Het faciliteren van de dialoog met scholieren en studenten heeft ook effect. Zo ervoeren Renze en ik, als onderdeel van het project What The Future Wants, persoonlijk hoe MBO-studenten zeer goed in staat bleken om de gevolgen van technologie en digitalisering, en hun eigen rol en verantwoordelijkheid daarin, met elkaar te bespreken en vervolgens ook tot persoonlijke wensen voor de toekomst te komen.

Het vatten van die leerervaringen in een blijk van waardering zou natuurlijk prachtig zijn. Voor de ontvanger is het een ‘bewijs’ van datgene wat geleerd is. Voor de uitgever ervan toont het aan dat het aanbod relevant en gewenst is. Dit is echter ook mogelijk zonder het optuigen van een algemeen begrippen- en beoordelingskader dat nodig is om iets als een diploma of rijbewijs op te kunnen baseren. Laten we daarom alstublieft afscheid nemen van die metafoor. Die houdt namelijk de gedachte in stand dat digitaliseringsvraagstukken daarmee eenvoudig opgelost zouden kunnen worden en kleineert de uitdaging waarvoor we staan.


Photo by Jeswin Thomas from Pexels

Read More

Posted by on dec 2, 2021

Een nieuwe stap: programmaleider digitaal burgerschap bij ROC Friese Poort

Een nieuwe stap: programmaleider digitaal burgerschap bij ROC Friese Poort

Vanaf 1 januari 2021 ga ik, naast mijn prachtbaan als adviseur innovatie bij Fers, op detacheringsbasis twee dagen per week aan de slag bij ROC Friese Poort als programmaleider digitaal burgerschap. Samen met een team van Friese Poortcollega’s wordt binnen het programma gewerkt aan de doorvertaling van het door Friese Poort ontwikkelde digitaal moreel kompas naar tastbare activiteiten en inzet van bestaande en nieuw te ontwikkelen interventies. Het programma heeft een interne en externe component. 

Intern

Intern bij Friese Poort wordt hierbij de samenwerking gezocht met het practoraat brede vorming. Daarbij staan bewustwording, expertiseontwikkeling en het (door)ontwikkelen van lesmateriaal en/of stimuleren van gebruik producten van Fers (denk aan Data Detox of De Waardenzegger), of van andere ontwikkelaars voorop. Begeleiding hoe deze inzetbaar zijn in de onderwijssituatie zijn daarbij cruciaal. Als voorbeeld kan daarvoor ook het project rondom het bevorderen van digitale weerbaarheid jongeren in Noord Nederland gebruikt worden. Daarin werken de noordelijke MBO’s, Fers, Biblionet Groningen, Stichting Cybersafety Noord Nederland en Amaryllis sinds vorig jaar samen om bij te dragen aan de digitale weerbaarheid van jongeren.

Extern

Het externe aspect van de opdracht is het bevorderen van de samenwerking tussen ROC’s en openbare bibliotheken, zowel op Friese als op landelijke schaal. Hierbij staat ook de samenwerking tussen de landelijke kernteam van de programmalijn digitaal burgerschap van bibliotheken en de landelijke werkgroep digitaal burgerschap van MBO’s op de agenda. Omdat ik zitting heb in beide fungeer ik als verbinder, waarmee een eerste concrete stap gezet werd tijdens het symposium digitaal burgerschap dat Fers, dbieb, RUG/Campus Fryslân en de programmalijn digitaal burgerschap in oktober dit jaar in Leeuwarden organiseerde en waarbij beide werkgroepen bij elkaar aan tafel zaten.

Samenwerking in Friesland

De detachering is ook te zien als een vervolg van de samenwerking tussen Fers en Friese Poort binnen het practoraat digitale weerbaarheid. Samen met Renze Tjoelker werkte ik nauw samen binnen het aantal projecten voor MBO-studenten. Met het vertrek van Renze naar Saxion Hogeschool ben ik blij dat ik dit waardevolle werk kan voortzetten, gebaseerd op de door Friese Poort en Fers gedeelde visie op digitaal burgerschap, waarbij de mensgerichte benadering vooropstaat.


Photo by Wendelin Jacober from Pexels

Read More

Posted by on okt 29, 2021

Waarom een digitaal zwemdiploma niet de oplossing is

Waarom een digitaal zwemdiploma niet de oplossing is

Renze Tjoelker en ik lazen het blog Een‘ digitaal zwemdiploma’ voor iedere burger van Peter van Eijk. Hieronder onze reactie op Peter’s pleidooi dat elke Nederlandse burger een diploma moet halen dat staat voor behaalde digitale vaardigheden. Hiermee moeten zij in staat zijn om mee te blijven doen in een veranderende samenleving.


Kunnen zwemmen kan je leven redden. Het behalen van een zwemdiploma is daarmee onomstreden. De lineaire vaardigheid van zwemmen past hierin ook goed. Eenmaal aangeleerd verleer je het niet. Maar laat het aanleren van digitale vaardigheden, niet voor niets beschreven in meervoudsvorm (The Essential Elements of Digital Literacies van Doug Belshaw), nou juist niet lineair zijn. Die zijn namelijk veelkleurig, maar, veel belangrijker en daarmee ook onnoemlijk veel complexer: uitermate veranderlijk. Dat we deze toch proberen te vangen in een diploma past binnen onze cultuur van kwalificeren. In het informele leerspeelveeld van bibliotheken moeten we het echter veel eerder hebben over waarderen. 

Daarvoor is een uitstekend vehikel beschikbaar via open badges, de systematiek om via microcredentials aan iemand persoonlijk een kwaliteit of waardering te kunnen toedichten. Het mooie is dan dat je daarin ook de soft skills kunnen meenemen, in plaats van alleen te focussen op de harde vaardigheden, veel te vaak gericht op knoppenkunde én tijdsgebonden. De veelkleurigheid van digitale vaardigheden vraagt daar namelijk om. Want wat doe je in een voortdurend veranderende digitale leefwereld? Iemand moet dan elk jaar weer opnieuw digitaal afzwemmen. 

We betwijfelen daarom of het invoeren van een diploma zal helpen. Veel burgers kunnen, digitaal gezien nauwelijks het hoofd boven water houden en dan moeten ze ook nog een diploma halen? We zijn bang dat voor veel burgers de drempel om te participeren in een digitale samenleving alleen maar wordt verhoogd. Een ander nadeel van een diploma, en dat zal iedereen herkennen, is dat je na behalen achterover leunt.

Dat betekent overigens niet dat er geen digitale basisvaardigheden nodig zijn om niet te verdrinken. Die aanpak vraagt echter om persoonlijke begeleiding en aandacht en daarin spelen bibliotheken een belangrijke rol. De inzet van open badges is dan een uitstekende manier om de waardering voor wat iemand geleerd heeft over te dragen, zeker ook in de bibliotheek

We begrijpen de positieve intentie van Peter, maar laten we digitale participatie alstublieft zo toegankelijk mogelijk houden. De realiteit dat mensen thuisblijven, omdat bijvoorbeeld de drempels voor het gebruik van de OV-chipkaart te hoog zijn, illustreert dat een extra diploma daarbovenop het alleen nog maar lastiger maakt. Wat ons betreft gaat er daarom nog veel meer subsidie naar alle publieke voorzieningen zoals de bibliotheek voor laagdrempelige en kosteloze ondersteuning. Niet alleen voor hulp bij de nu urgente QR-code, maar bijvoorbeeld ook bij twijfel over phishing of andere vormen van digitale criminaliteit. Dat laatste om de complexiteit van het onderwerp nog maar eens te benadrukken.


Afbeelding: Vecteezy

Read More

Posted by on mei 20, 2021

The privacy paradox of public libraries

The privacy paradox of public libraries

Hey Jeroen, I’m connecting you with Luke Swarthout from NYPL! He has some questions about strategies for libraires with regards to privacy – would you be willing to share your thoughts?

Ilona Kish, director of Public Libraries 2030, recently sent me this e-mail. The conversation with Luke (director of Digital Policy, New York Public Library) was a moment of two minds thinking as one. The topic of discussion was the imbalance between the broad use of technology in libraries and safeguarding library users’ privacy. Ilona’s idea was that we could find each other in that. And that was right.

You are no longer what you read

The image that libraries stand firm for the privacy protection of their users stems from the analogous past. Luke outlined that at that time it was up to the librarian to prevent patron’s preferences and lending history from becoming public. Call it professional confidentiality. The lack of a system in which personal data was stored made it easy to ensure the sovereignty of patrons.

The image of a safe haven for our patrons is one that we still happily propagate. But it is no longer that simple. With the use of digital library systems, the use of browsers and other software from major US tech companies on public PC’s and the use of social media for online marketing, we have lost control. Whereas at the time you kept the reading preferences and lending history private at all times, today they are only the tip of the iceberg. And if you are not careful, as a library you may also help to make that data accessible.

Compared to American libraries, Dutch libraries are doing relatively well. Most library websites don’t have trackers installed by vague ad companies, but the use of Google Analytics is common. The responsibility to prevent personal information from reaching Google lies with the website owners (hello privacy policy and cookie notice), but it is unclear what happens with data that is unprotected and shared unexpectedly.

Even then, however, it is now known that the power of data collection does not lie in unique incidental personal data, but in combining small pieces of scattered information. As a library with the best intentions you might still be anonymizing lending data and personal details, but the profiling throught online tracking paints a much more detailed picture. And as a well-meaning librarian you are powerless, because the management of that data is not up to you.

Privacy paradox

Within the digital citizenship program for Dutch public libraries the aim is to promote critical awareness for all target groups. This obliges libraries to also ask critical questions to themselves and to each other. Current affairs last week showed that this is happening far too little (yes, I believe that the case of libraries normalizing to collaborate with Google is also questionable). In libraries the decision making for digital application is still mainly determined by costs and ease of use.

However, you might expect more from a public institution such as a library. Despite the increased use of technology and the challenges that this presents, we still adhere to the principle that we stand for the privacy of our patrons. In a sense this is paradoxical, all the more so if you do pay attention to programming around privacy, but do not always make defensible choices at an institutional level (the systems we use). Wouldn’t libraries much rather use a non-Googe statistics application? Are the trackers blocked by default on public computers? And is there at least a choice of different (privacy-friendly) web browsers? I would like to see the description as propagated by the Dutch Public Stack coalition applied in public libraries:

In the Public Stack, we see the “user” as a citizen in a democratic society – not as a consumer in a business model or as a subject of a state. The other layers of Public Stack all play a role in shaping this relationship, which determines whose interests are served by technology.”

What’s next?

In order to simplify the discussion about the privacy paradox and to put it more broadly on the agenda, we were also able to help each other. For example, I was able to refer Luke to the Public Stack principle and their practical and idea recommendations. We agreed to make another online appointment in a few weeks. I see a knowledge session on the privacy paradox on the near horizon!

**

This blog was originally published on the website of Fers.

Image: https://www.northcountryatwork.org/archive-items/reference-librarian-and-patron-look-through-the-card-catalog-at-crandall-public-library-in-glens-falls/

Read More

Posted by on mei 19, 2021

De Kunstweken en het belang van aandacht voor digitaal burgerschap

De Kunstweken en het belang van aandacht voor digitaal burgerschap

Wat heeft gratis schijfruimte bij Dropbox te maken met een kunstproject in het basisonderwijs? Wanneer het enigszins cryptische antwoord daarop luidt: ‘het inzetten van je netwerk, want gratis bestaat niet’ zou je misschien je wenkbrauwen fronsen. Ik ga straks wat verder in op het verband tussen een techbedrijf en een kunstactiviteit voor kinderen. Ik wil namelijk eerst uitleggen waarom digitaal burgerschap, het onderwerp van dit blog, momenteel hoog op de agenda van bibliotheken staat.

Wellicht hoorde je al over de programmalijn digitaal burgerschap, waarbij de KB, SPN en de bibliotheken nauw met elkaar samenwerken. De eerste vraag die vaak gesteld wordt is wat het begrip nu eigenlijk precies inhoudt. Een honderd procent kloppende definitie is er nog niet, maar vanuit het perspectief van bibliotheken is het in staat stellen van burgers om actief en kritisch deel te nemen aan de digitaliserende samenleving eentje die heel dicht bij de essentie komt. In tegenstelling tot programma’s voor digitale inclusie (gericht op burgers die vanwege allerlei redenen niet kunnen meekomen), of digitale geletterdheid (in bibliotheekland meestal geframed in relatie tot het onderwijs), betreft digitaal burgerschap álle burgers: van niet-zelfredzame jeugd tot zelfredzame volwassenen en alles wat daartussenin zit.

Paradox

Nederland scoort steevast het hoogst als het gaat om de beschikbaarheid van breedband en allerlei andere internetgerelateerde zaken. Tegelijkertijd is er paradoxaal genoeg sprake van een steeds grotere kloof tussen burgers die zich prima weten te redden in die digitaliserende samenleving en burgers voor wie dat steeds lastiger wordt. “We updaten onze technologie, maar vergeten de samenleving te updaten”, schetst het Rathenau Instituut treffend. Een klassieke reactie om die laatste groep te laten ‘meedoen’ is het investeren in apparatuur om toegang tot het internet en digitale diensten mogelijk te maken. Dat zie je bijvoorbeeld in het beschikbaar stellen van hardware voor kinderen die tijdens de pandemie onderwijs op afstand moeten volgen. Deze goedbedoelde inzamelacties lossen het probleem echter niet op. Net zoals het geven van alleen een pen kinderen geen schrijvers maakt, geldt dat het doneren van een tablet hen geen inzicht geeft in de mogelijkheden die de apparatuur hen biedt, laat staan dat zij de machinaties van de online wereld leren te doorzien.

Juist dat laatste is waarin de grootste uitdaging schuilt. Wat het volwaardig online kunnen meedoen namelijk nog wat lastiger maakt is dat in die wereld allerlei krachten spelen die vaak onzichtbaar zijn, of bewust worden overgoten met een sausje om het allemaal net wat mooier, kloppender, spannender of leuker te laten zijn. Hans Schnitzler parafraserend wordt de lens waardoor je online de wereld bekijkt mede bepaald door techbedrijven. Dit leidt ertoe dat echt begrijpen wat er speelt, en vervolgens kunnen bepalen wat jouw keuzes zijn, daarmee wel heel erg moeilijk wordt gemaakt. Daarmee raakt de essentie van digitaal burgerschap veel grotere thema’s dan digitalisering alleen en gaat het uiteindelijk over democratie en de wijze waarop we met elkaar omgaan. Om daarin volwaardig te kunnen participeren is knoppenkunde ontoereikend, maar zijn complexe digitale vaardigheden nodig.

E-mailadressen voor museumopening

Kortgeleden leerde ik dat deze uitdagingen letterlijk en figuurlijk met kleuters je huis kunnen binnenlopen. Tijdens een bezoek aan goede vrienden Sanne en Peter vertelden zij over het project De Kunstweken, waaraan de school van hun kinderen meedeed. Schoolbreed, van kleuters tot groep 8-ers, maakten leerlingen kennis met bekende kunstenaars en werden zij uitgedaagd om in de stijl van die meester, begeleid door een kunstenaar in de klas, een eigen kunstwerk te maken.

Jullie moeten een museum openen, want Stijn heeft al zeven en ik nog niks” was de wat cryptische mededeling waarmee hun zoontje Dylan onlangs thuiskwam. Naast de fysieke lessen en activiteiten op school kent het project namelijk ook een online gedeelte. Slechts een tipje van de sluier wordt opgelicht middels een gepersonaliseerde glossy folder die de kinderen mee naar huis namen. Daarop is het kunstwerk dat zij op school maakten grotendeels achter een doek verborgen. Nog even geduld dus.

Om het volwaardige werk te zien werden ouders naar een online museum geleid. Vol verwachting probeerden Sanne en Peter de deur daarvan te openen, maar opnieuw werd de onthulling uitgesteld. Na aanmelding ontvingen ze namelijk een e-mail met de melding dat het persoonlijke museum pas geopend werd nadat eerst nog minimaal drie e-mailadressen van vrienden of familie verzameld werden. Immers, hoe meer zielen hoe meer vreugd. Voor zowel Sanne en Peter als de aangedragen contacten gold dat ze ook e-mails ontvingen die hen moesten verleiden om producten aan te schaffen met het kunstwerk erop geprint. Bij minimaal acht aangeschafte producten krijgt Dylan als beloning een cadeau. Hetzelfde principe dus als bij het aanleveren van contacten die een account bij Dropbox of een vergelijkbare online dienst nemen. Hoe meer klanten je aanlevert, des te meer gratis opslagruimte voor jou. Het is een model dat naar alle waarschijnlijkheid oeroud is, maar groot geworden in het digitale domein. Met de spreekwoordelijke druk op de Entertoets levert jouw persoonlijke netwerk voor jou mooie voordeeltjes op.

‘Maak van je museum een succes.. Maak kans op een iPad!’

Om het allemaal nog wat verleidelijker te maken vergroot elke aanschaf (prints van het kunstwerk van Dylan op mokken, broodtrommels en ga zo maar door) van die contacten de mogelijkheid om één van vijf beschikbare iPads te winnen. Hoe beter je dus in staat bent om jouw persoonlijke netwerk te mobiliseren, hoe groter de kans om er eentje in de wacht te slepen. Dat de druk om deze adressen te verzamelen nog eens verhoogd wordt, doordat pas ná het openen van het persoonlijke museum het werk ook opgenomen werd in de gezamenlijke schoolgalerie, lijkt haast bijzaak, maar is natuurlijk uitermate ongewenst. Wat betekent dit voor de kinderen wiens ouders hiertoe niet in staat zijn? De kloof tussen voorlopers en achterblijvers wordt in ieder geval groter.

Eén en ander leidde ertoe dat er in de klas van de kinderen van Sanne en Peter (we hebben het over groepen 1 en 2) al snel een rat race ontstond. “Wie heeft de meeste bezoekers?” Dat werd nog eens aangewakkerd, omdat op de website per individueel kunstwerk te zien is hoeveel aangemelde bezoekers er al zijn. Ook het eerder genoemde aanbod dat kinderen hun kunstwerk konden laten drukken op allerlei soorten merchandise leidde al snel tot verwachtingen en groepsdruk: wat doe je als ouders immers als de hele klas een gepersonaliseerde broodtrommel heeft en Dylan niet? Wat als je niet in staat bent een online betaling te doen? Wat als je de vaardigheden niet hebt om jouw persoonlijke netwerk in te zetten om voldoende e-mailadressen te bemachtigen? Wat als je thuis verstoken bent van een computer of tablet? Wat als je gewoon niet begrijpt hoe deze mechanismes werken?

Welke 21e-eeuwse vaardigheden?

Over de digitale vaardigheden van kinderen van deze leeftijd kan je eenzelfde boom opzetten. Dat het uiteindelijk voor De Kunstweken vooral te doen is om het behalen van zoveel mogelijk transacties (het project wordt ermee gefinancierd, maar is daardoor ‘gratis’) zal hen volledig ontgaan. Resultaat is dat onze vrienden zich min of meer verplicht voelen een broodtrommel met kunstwerk aan te schaffen. Daarnaast is er een competitie-element in het project ingebakken. Er kan namelijk gekozen worden wie het mooiste kunstwerk gemaakt heeft, waarmee de winnaar ook weer een mooie prijs kan winnen. Aldus Peter: “Zonder dat ik dat wil ga ik toch kijken en vergelijken. Wie is er beter? Ik word er ongelukkig van.

Zou er dan gedurende het bedenken van dit proces niemand hebben nagedacht over deze aspecten? En hebben bedacht dat deze uitgekiende marketings- en verleidingsstrategieën voor kinderen niet te begrijpen zouden zijn en ook nadelige aspecten konden hebben? Het geeft maar aan dat het blijkbaar al heel gewoon gevonden wordt dat het transactionele aspect van de online wereld ook het klaslokaal van de allerjongsten binnendringt. Dat zij dit niet kunnen overzien en begrijpen is duidelijk.

Van de bedenkers en leerkrachten zou je echter wel wat meer mogen verwachten, zeker wanneer er op de website aangegeven wordt dat aansluit op de competenties en kerndoelen rondom 21e-eeuwse vaardigheden. Het geeft nog maar eens extra aan waarom de ambitie om burgers in staat te stellen om actief en kritisch deel te nemen aan de digitaliserende samenleving inderdaad voor zeer uiteenlopende doelgroepen relevant is. Slechte ideeën zullen er altijd blijven, maar met de gave om ze goed kunnen beoordelen kan de wereld al snel een beetje mooier worden.

* de namen van onze vrienden zijn vanwege privacyredenen fictief

Read More

Pin It on Pinterest