Fysieke of digitale openbare bibliotheek?
Gisteren reageerde ik, daartoe aangespoord door Frank Huysmans, op de discussie Dure digitale ambities mogen niet ten koste gaan van lokale functie bibliotheek. Bij deze mijn relaas:
De wereld digitaliseert en dat heeft ook zijn weerslag op de bibliotheek, haar content en gebruikers. Voor mij is het geen kwestie van analoog óf digitaal. Ik zie de toekomst van de bibliotheek in de context die zij vervult ten opzichte van het digitale domein. Wanneer je kijkt naar de ontwikkeling daarvan is de verwachting dat het geld verdiend gaat worden met de verkoop van zogenaamde added value. Je krijgt gratis toegang tot digitale muziek, documenten etc., maar moet gaan betalen voor de meerwaarde: extra content, merchandise, toegang tot communities. Recentelijk onderzoek toont aan de jonge internetgebruikers het niet raar vinden te betalen voor digitale content.
Daar ligt dus een kans, zeker wanneer je aan de poort staat van de ontsluiting daarvan. Ik zie het zelf als de bibliotheek die de context van dat digitale aanbod vormt. Zij moet diensten bieden waarvoor de gebruiker bereid is te betalen en die het liefst connectie hebben met een fysieke vestiging. Tegelijkertijd dienen bibliotheken zich denk ik te realiseren dat de terugloop van het aantal bezoekers en daarmee corresponderend het aantal analoge uitleningen onomkeerbaar is. Neem dus je verlies en kijk naar de toekomst. En doe dat op een open manier. Ik ben blij dat Frank Huysmans de term wikinomie aanhaalt (voor iedereen die Wikinomics dan Don Tapscott nog niet las, doen!)
Inderdaad: de kracht waarmee bijvoorbeeld Google ontwikkelt en innoveert ligt ver buiten ons bereik. Maar het is ook niet nodig. Mobiliseer een groep enthousiaste hackers en stel hen voor een aantal uitdagingen dat snel gerealiseerd moet (Google als voorbeeld hiervan maar eens op Music Hack Day). De resultaten zijn geweldig innovatief, hebben een prettig grassrootskarakter en kosten bijna niets. Met betrekking tot het muziekbibliotheekwerk (da’s mijn kader dan weer) merk ik van kenners ‘van buiten’ dat zij het bibliotheekwerk een warm hart toedragen, voor ons een (fysieke) curatorrol weggelegd zien en graag zouden bijdragen aan (digitale) ontwikkelingen. Ik ben ervan overtuigd dat dit ook geldt voor andere vormen van bibliotheekwerk.
Kansen te over dus, maar misschien moeten we, om deze te realiseren, eerst af van het idee dat álles centraal en gecoördineerd moet.