Wielerblog: Ontploft de zaak Armstrong?
Evenals in 2009, het jaar waarin Lance Armstrong na kortstondige afwezigheid terugkeerde in de Tour, zijn ook nu de dopingverdachtmakingen niet uit de lucht. Sterker nog, de recente verklaringen van oud ploeggenoot Floyd Landis lijken erop te duiden dat er binnenkort wel eens iets ‘groots’ naar buiten zou kunnen komen. De verhoren van ploegleider Johan Bruyneel en oud ploeggenoten Tyler Hamilton en George Hincapie, afgenomen door de FBI en de Koninklijke Wielrijdersbond KBWB, dragen hier alleen nog maar aan bij. Armstrong ontkent vanzelfsprekend.
In de aanloop naar de Tour van vorig jaar besprak ik het boek From Lance to Landis: Inside the American Doping Controversy at the Tour de France voor het orgaan van mijn wielerclub. Ik post het bij deze, want er lijkt verduveld weinig veranderd.
From Lance to Landis: Inside the American Doping Controversy at the Tour de France
David Walsh, Ballantine Books, 352 pagina’s, 2007.
In het licht van de aanstaande comeback van Lance Armstrong is From Lance to Landis van de gelauwerde Ierse journalist David Walsh, hoofdredacteur sport van de Sunday Times, een publicatie die ongetwijfeld weer aangehaald gaat worden door critici van de zevenvoudige Tourwinnaar.
From Lance to Landis is een verrijkte uitgave van L.A. Confidentiel (2004), waarin werd uiteengezet dat Armstrong en zijn ploeg gebruikmaakten van een georganiseerd dopingprogramma. Verdachtmakingen rondom de Amerikaan zijn vooral in Frankrijk nooit uit de lucht geweest. Als liefhebber van de heroïek van de wielersport kunnen de twijfels eenvoudig worden genegeerd en betiteld als overdreven Frans chauvinisme. Na het lezen van From Lance to Landis valt echter niet te ontkomen aan de conclusie dat het verhaal toch wat anders in elkaar steekt. Zo is er bijvoorbeeld de georganiseerde bloeddoping door de Amerikaanse wielerploeg tijdens de Spelen van ’84, onder leiding van Armstrong’s persoonlijke coach Chris Carmichael. Daarnaast is er de lang verzwegen intensieve samenwerking tussen de veroordeelde dopingarts Michele Ferrari. En tot slot de twee keer dat Armstrong in 1999 daadwerkelijk positief werd bevonden, maar beide keren met de schrik vrijkwam. De eerste keer werd er bij een positieve testosteron-test plotsklaps een medisch attest voor schrale billen uit de hoge hoed getoverd. De tweede keer verwezen er in 2005 zes op epo positief bevonden bloedstalen naar Armstrong. De UCI verklaarde echter dat deze op onrechtmatige wijze verworven waren en verklaarde het bewijs teniet. De rol van de UCI en toenmalig voorzitter Hein Verbruggen is volgens Walsh sowieso twijfelachtig. Toen Michele Ferrari, in 1994 ploegarts van dopingarmada Gewiss, in een vraaggesprek met l’Equipe aangaf het gebruik van epo even gevaarlijk te vinden als het drinken van tien liter sinaasappelsap, werd deze berichtgeving door Verbruggen omschreven als hypocriet journalistiek broddelwerk. Volgens Verbruggen duidde het lage aantal betrapte renners op een schone wielersport. Logisch toch?
From Lance to Landis getuigt van een knap staaltje onderzoeksjournalistiek. Alhoewel veel van de door hem aangehaalde feiten en geruchten al langer in de wielerwereld circuleerden, weet Walsh ze met elkaar te verbinden, daarbij gebruikmakend van betrouwbare bronnen. Niet in de laatste plaats dient de rechtszaak die Armstrong in 2005 aanspande tegen SCA Promotions genoemd te worden. Deze risicoverzekeraar weigerde een miljoenenbedrag aan Amstrong’s geldschieter Tailwind Sports uit te keren nadat Armstrong’s positieve epo-test aan het licht kwam. Alhoewel Armstrong de zaak won kwam tijdens de procedure een aantal spraakmakende getuigen aan het woord. De Australische fysioloog Michael Ashenden weigerde bijvoorbeeld te geloven dat Armstrong zijn overwinningen zonder doping behaalde en bekeek daarvoor kritisch onderzoeksgegevens van de Amerikaanse arts Ed Coyle. Laatstgenoemde claimt dat een toegenomen Vo²max, gewichtsverlies en een meer efficiente pedaaltred Amstrong na zijn ziekte tot een onoverwinnelijke renner maakte. Ashenden is zo overtuigd van zijn gelijk dat hij Coyle recentelijk aanklaagde wegens wetenschappelijk falen. Van een nog grotere impact is de instant-message conversatie tussen Armstrong’s voormalige U.S. Postal-ploeggenoten Frankie Andreu (deze bekende in 2006 tegenover de New York Times dat hij in 1999 epo gebruikte) en Jonathan Vaughters (momenteel ploegleider bij Garmin). Uit de uiteenzetting blijkt dat illegale bloedtransfusies tot de dagelijkse U.S. Postalpraktijk behoorden.
De tijdens de hoorzitting opgeroepen getuige Betsy Andreu doet onder ede verslag van een ziekenhuisgesprek in 1996, waarbij Amstrong tegenover artsen verklaart in het verleden onder meer epo, steroïden, cortisonen en testosteron gebruikt te hebben. Bij dit gesprek was ook Stephanie McIlvain aanwezig. Deze medewerkster van sponsor Oakley en goede vriendin van zowel Andreu als Armstrong onderschrijft tegenover meerdere personen, waaronder Greg Lemond en de auteurs van het boek, het ziekenhuisgesprek. Onder ede verandert zij echter plots van mening en herinnert zich hier niets meer van. Ontegenzeggelijk bewijs dat de arm van Armstrong ver reikt is dit niet, maar het past wel binnen het plaatje van een renner die zich er niets aan gelegen laat liggen tegenstanders middels dreigementen de mond te snoeren. Bekend is het verhaal van Lemond die in de pers uit niet te begrijpen waarom Armstrong zich inliet met Michele Ferrari. Zijn bekende uitspraak dat “If [Armstrong’s] clean, it’s the greatest comeback. And if he’s not, then it’s the greatest fraud“, leidde tot het dreigement dat Trek, de producent van Lemond Bikes, deze overeenkomst zou ontbinden.
De stapel indirect bewijs waarop Walsh zijn verhaal baseert tekent een beeld van Lance Armstrong dat veel lezers versteld zal doen staan. Of de renner gedurende zijn hele loopbaan verboden stimulerende middelen heeft gebruikt valt momenteel niet aan te tonen, al was het alleen maar dat de UCI de medische gegevens van renners beschouwt als vertrouwelijk. Dat Armstrong niet is ingegaan op de recente uitnodiging van het Franse dopingbureau AFLD de stalen nogmaals te laten onderzoeken en daarmee zijn blazoen te kunnen zuiveren zal Walsh (en de meeste lezers van het boek) daarom allerminst verbazen.